Omdat het internet erg traag is, helaas vandaag geen foto’s erbij!
Na een redelijke nachtrust in ons hotel Parapat, Lake Toba meer, moeten we al “vroeg” verzamelen bij het haventje van het hotel: we gaan met de boot naar Samosir Island. Dit is het eiland dat midden in het Toba meer ligt.
Er gaat een leuke legende over het meer. Lam Lam wist ons een heel lang verhaal te vertellen, maar kort samengevat kwam het hier op neer:
“Er was ooit een visser, genaamd Samosir. Hij leidde een eenzaam bestaan als visser op het Toba meer. Totdat hij een keer een lekkere vette Goldfish had gevangen. Dit wilde hij opeten, dus hij gooide het in de pan. Zodra dit gebeurde begon de vis te praten ‘Samosir, als je me laat leven, dan zal ik een mooie vrouw worden en met je trouwen ‘. Samosir wilde dit graag dus zo gezegd, zo gedaan, hij trouwde met de vis en kreeg kinderen. Eén belofte moest hij echter wel maken: hij mocht nooit iemand vertellen dat zijn vrouw ooit een vis was geweest.
Toen Samosir wat ouder was, moesten zijn kinderen voor hem zorgen (dat is nog steeds traditie in Indonesië, je kinderen zijn je pensioen. Hoe meer kinderen, hoe rijker je bent). Maar op een dag kwamen zijn kinderen niet langs om eten te brengen. Uiteindelijk pas veel te laat. Samosir had honger, dus hij werd boos op zijn zoon die uiteindelijk het eten kwam brengen.
‘Ja, maar’, zei zijn zoon, ‘ik kon niet sneller want….’ ‘Niets maar, je moet mij het eten brengen…’, Samosir had zo’n honger dat hij boos werd, ‘…je bent ook maar een zoon van een goudvis, je moet respect hebben voor je vader!’
De zoon ging verward naar zijn moeder toe en vroeg of het waar was. ‘Hoe weet je dat?’, vroeg de moeder. ‘Papa heeft dat gezegd.’
De moeder ging boos naar Samosir toe en vroeg of hij dit echt had gezegd. Samosir kon niet ontkennen, dus dat deed hij ook maar niet.
De moeder werd boos en zei ‘Samosir, je hebt je belofte gebroken, nu is onze relatie ook verbroken’…
Zijn vrouw sprong daarna in het Toba meer en werd weer een vis. Samosir sprong er achteraan, maar er is nooit meer iets van hem vernomen…”
Naar de legende is het eiland dus genoemd, waar wij ondertussen heen varen.
Na een hele mooie tocht over het meer, komen we op onze eerste stopplaats aan: Huto Bolon Simando. Huto is dorp. Dit is een klein dorpje waar een traditionele dans is opgevoerd door inwoners van Batak Toba. Zoals eerder gezegd zijn de Batakkers verschillende stammen en dus inwoners van dit deel van Sumatra. De Batak dans die opgevoerd werd symboliseert allerlei zaken mbt eerbied van overledenen, dieren of een goede oogst.
Na dit dorp hebben we nog een ander karaktistiek Batak dorp bezocht, met de bekende huizen. Deze zijn niet in de vorm van een Kabau (stier) maar van een boot. Dit omdat de Batakkers hier op dit eiland per boot zijn aangekomen. De daken lijken dus ook op een boot.
Daarna zijn wij nog naar een dorp gewoond waar tot 200 jaar geleden nog koppensnellers woonde. Deze kanibalen hakte de kop van criminelen af. De kop kwam in het dorp te hangen en naderhand werd deze in het meer gegooid. De rest van het lichaam werd opgegeten. Dit om kracht te krijgen uit de overledenen.
De tocht over het Toba meer was prachtig. In de loop van de dag brak eindelijk de zon door. Alhoewel het weer dus lekker is, is een zonnetje ook wel even lekker. Vooral als je lekker over het meer vaart.
Om half vijf kwamen wij weer aan bij het hotel. Hierna hebben we nog even met z’n tweeën door het dorpje Parapat gelopen, langs de diverse winkels. Alhoewel er weinig op de toeristen is ingesteld qua winkels, zitten hier wel heel veel hotels. Merendeels staan deze leeg omdat het niet zo heel goed gaat met het toerisme op Sumatra.
In Parapat kwamen wij ook nog een lokale markt tegen. Als wij een dergelijke markt in Nederland zouden zien, zouden wij hier in een grote boog voorbij lopen. Maar hier is dat normaal. Stank en rotzooi, en iedereen koopt toch zijn vis, vlees, groente en fruit hier.
Het was weer een mooie dag en zeker het gebied rond het Toba meer is prachtig!